’Als je wilt dat een plant groeit, trek je niet aan de blaadjes’
Marc de Lange van Katholieke Basisschool De Vlinder in Schiedam is een ondernemende schoolleider.
'Ik heb bewust gezocht naar een plek waar ik mij als schoolleider verder zou kunnen ontwikkelen. Bij een fijn bestuur waarvan ik de ruimte krijg, maar ook op een plek waar dat kan. Van welke school je directeur wordt, is heel bepalend. Hoe is het gebouw? In welke wijk en gemeente staat de school? Op ‘De Vlinder’ kan ik mij ontwikkelen, maar heb ik ook meer faciliteiten en mogelijkheden. Als startend directeur liep ik ertegenaan dat wethouders en ambtenaren graag enkel en alleen met het bestuur praten. Dat verandert nu de overheid burgerinspraak belangrijker vindt. Als je in de wijk wat gaat veranderen, kun je als gemeente beter eerst met de bewoners praten voor je ergens een vuilnisbak neerzet. Dat scheelt gedoe achteraf. In de eerste jaren ging ik overal zelf achteraan. Ik stelde bij het gemeentehuis vragen aan de afdelingen onderwijs en onroerende zaken. Hoe werkt dat met schoolgebouwen en vergunningen? Waar kan ik op rekenen als schoolleider en wat zal lastig worden? Bij wie moet ik zijn om de zaken soepel te laten verlopen? Mijn bestuur had toen de visie ‘hoe kleiner hoe beter’ en gaf mij daarom zoveel mogelijk autonomie. Hierdoor was ik integraal schoolleider, volledig verantwoordelijk voor zo ongeveer alles. Dat sprak mij enorm aan.’
Persoonlijk leiderschap
Marc heeft zich ontwikkeld van leerkracht via bouwcoördinator naar schoolleider. Eerst door het volgen van schoolleidersopleidingen, maar al gauw kreeg hij de behoefte om zijn horizon te verbreden.
Ik ging naar conferenties waar CEO’s vertelden over ontwikkelingen in de wereld en dat vond ik prachtig. Zoals bijvoorbeeld Mo Gawdat van Google X en Pieter Zwart van Coolblue in Ahoy of Richard Branson van Virgin en Al Gore in Ziggodome. Branson heeft nog nooit een diploma behaald, maar is wel eigenaar van een reeks bedrijven. Wat maakt zijn succes? Dat intrigeert mij. Dat vormt je als schoolleider. Je ontwikkelt wat ik noem een professionele houding.’ Het zelf zoeken naar wat nodig is voor zijn ontwikkeling kenmerkt Marc. ‘Met subsidie van het vervangingsfonds om het ziekteverzuim terug te dringen, heb ik me een jaar laten coachen. Hoe stem je op mensen af? Hoe ben je voldoende betrokken maar toch zakelijk? In combinatie met gedragsanalyses, zoals DISC en Human Dynamics, heb ik daar heel veel aan gehad voor mijn persoonlijk leiderschap. Ik vind het belangrijk dat deze acties meetellen voor het register, zodat het Schoolleidersregister mij stimuleert om mijzelf te ontwikkelen. Dat kan door mijn leeropbrengsten te laten valideren via informeel leren. Het is goed dat het Schoolleidersregister PO schoolleiders in het zonnetje zet en water geeft, maar het hoeft niet aan de blaadjes te trekken.
Ontwikkelen en behouden
Een grote uitdaging voor het onderwijs is volgens Marc om leerkrachten te helpen zich te ontwikkelen en tegelijkertijd die mensen ook voor de school te behouden.
Meester Jaap met een baard en een fout overhemd, versleten spijkerbroek en gitaar kom je binnenkort niet meer tegen op school. We lopen het risico dat het normaal wordt dat je niet meer oud wordt voor de klas, maar vóór je veertigste al te groot bent voor het onderwijs. Afgestudeerden van de academische pabo, slimme, theoretisch opgeleide mensen doen het niet per se beter voor de klas en gaan het in mijn voorspelling ook niet veel langer volhouden. Die stromen door. Het is ook gewoon pittig om voor de klas te staan met die grote groepen. Op mijn vorige school had ik wel geld om de groepen kleiner te maken, maar dan kwamen we lokalen tekort. Kleinere groepen is een mooi streven, maar er moet een boel kloppen om dat voor elkaar te krijgen.
Werkdrukakkoord
Recent kwamen extra gelden beschikbaar om de werkdruk op basisscholen te verminderen. Hoe heeft Marc de besteding daarvan aangepakt?
We hebben eerst de te kiezen aanpak besproken met de MR. Daarna hebben we een plan gemaakt om met het team te bekijken hoe we die gelden willen inzetten. We zijn gestart met inventariseren wat werkdruk eigenlijk is. De een ervaart werkdruk niet, de ander wel. Dus werkdruk zit blijkbaar ook in jezelf, in je beleving. Mensen die met pensioen zijn gegaan, zeggen ook dat ze zo druk zijn met kleinkinderen, ramen zemen, yoga les en een cursus Spaans. Je hoeft dus geen baan te hebben om werkdruk te ervaren. Als je het zo aanvliegt, kun je ook tegen je leerkrachten zeggen: Je hebt zelf een rol én de school heeft een rol in het organiseren. We houden elkaar soms ook aan het werk, met het afnemen van alle toetsen bijvoorbeeld. Die doen we dan om het leerlingvolgsysteem compleet te hebben voor de verantwoording aan het bestuur, niet om leerlingen beter te kunnen helpen. En soms maken we slechte plannen: een hele dag sport en spel, terwijl iedereen na een ochtend bekaf is. Dat doen we dus niet meer.
Aanpak werkdruk
Pas na de inventarisatie is Marc met het team de keuzes gaan bekijken.
Je kunt middelen aanschaffen of diensten inkopen. Ik heb de mensen zelf laten schrijven en turven. Met als resultaat gezamenlijke afspraken waar iedereen blij mee is. We kwamen onder andere uit op de uren van de vakleerkracht gym. Voorheen moest de groepsleerkracht die tijd besteden aan taakuren, bijvoorbeeld de voorbereiding van de sportdag. Nu laat ik aan de leerkracht, de professional, over hoe hij zulke uren invult en organiseert de gymleerkracht die sportdag. Wat dacht je van de inzet van een vakleerkracht muziek, Engels, techniek, onderzoekend en ontwerpend leren? Dat geeft groepsleerkrachten tijd om voor te bereiden of om leerlingen te observeren. En het curriculum wordt zo veel interessanter en krachtiger, dat is tof voor kinderen.
Flexibel zijn
Nadelen van de regelingen ziet Marc ook.
Ik vind dat het werkdrukakkoord te veel ruimte laat aan mensen die met ideeën kunnen komen die echt niet gaan helpen. Er zijn scholen die alle meerbegaafde kinderen uit de klas halen, omdat zij differentiëren moeilijk vinden. Die gaan dan op de gang werken met een extra leerkracht . Dat vind ik geen passend onderwijs. Een heel ander punt is dat de uitvoering van het werkdrukakkoord voor mij en onze P&O-adviseur gigantisch veel werkdruk oplevert. In januari maak je je begroting, in februari het formatieplan. Dat was allemaal rond en toen kwam dit. De vakleerkrachten, die eerder werden wegbezuinigd, moet ik ook weer ergens vandaan zien te halen. Hierbij komt nog dat ik vermoed dat veel schoolleiders voorzichtig zijn in de besteding van middelen. Je moet echt in lange lijnen kunnen denken, maar ook flexibel zijn om een goede schoolleider te zijn.
Liefde, ruimte, advies
Schoolbesturen zijn erbij gebaat dat schoolleiders zich ontwikkelen. Ik verwacht van mijn bestuurder dat hij mij de goede vragen stelt: Wat speelt er op jouw school, hoe is de populatie? Waar wil je naartoe met je onderwijs en hoe wil jij dat doen? Wat heb je daarvoor nodig van ons en wat mogen wij van jou verwachten? Dan kom je als schoolleider in een flow waarin je de juiste dingen weet te doen en kennis gaat halen als je die nodig hebt. Als je wilt dat een plant groeit, moet je hem in de zon zetten en water geven: liefde, ruimte, advies.
Op dezelfde manier stimuleert Marc zijn leerkrachten.
Als schoolleider wil ik de kracht in mensen zoeken en de energie aanwakkeren. Ruimte geven, maar ook duidelijke kaders. Ik laat ze zelf nadenken en ook een tijdje aanmodderen, maar als er dan te weinig komt, dan ga ik meer sturen. Zo heb ik een leerkracht gekoppeld aan een implementatiecoach uit het wetenschaps- techniekknooppunt. Mijn doel is dat deze leerkracht kennis opdoet over OOL en W&T en onderdeel wordt van het netwerk. Ik wil dat zij in het team degene is die alles weet van 3d printing tot de wetenschapstorens en de drijvende kracht wordt. Hoe ze dat doet en hoe snel, dat laat ik aan haar over, maar ik volg het actief.’ Op de school van Marc de Lange heeft elke leerkracht een speciale rol, zoals rekenspecialist of leescoördinator. ‘Ik vraag de specialist voorafgaand aan elk schooljaar drie doelen te formuleren waaraan het team kan werken voor zijn vakgebied. Die doelen zetten we in ons jaarplan. In het voorjaar bekijken we waar we staan. In mei moeten die doelen gehaald zijn. Aan het eind van het jaar schrijven de leerkrachten zelf het verslag: Welke doelen zijn behaald, welke niet en waarom? Gaan we er volgend jaar mee verder? Vroeger wist niemand wat er in een jaarplan stond. Nu schrijven we het met elkaar. Zo maak ik mensen verantwoordelijk voor hun eigen doelen. Na verloop van tijd gaat dit als een mechanisme werken en hoef ik steeds minder te sturen.